Om te kunnen voldoen aan de CE eisen moet de Z-bus bestaan uit een afgeschermde kabel met vijf geleiders. De mantel van deze kabel wordt op een centraal punt geaard. Verder moet deze mantel met behulp van de daarvoor voorziene aansluitklemmen aan de frontplaten van de Z++ centrale en van alle Z++ posten worden gelegd.
Lange kabels betekenen kabelverliezen volgens de wet van Ohm. Er moet dus met name worden bekeken of de weerstand van de kabels niet voor een te grote spanningsval zorgt in de leidingen.
De aangesloten eenheden moeten minimaal 20 Volt ontvangen. Dit hangt volgens de wet van Ohm van twee dingen af: weerstand en stroom. De stroom is hier het belangrijke punt. De posten verbruiken in de rustsituatie doorgaans minder dan 40 mA. Als er echter bijvoorbeeld 3 Watt kamerlampen zijn aangesloten dan neemt bij activering van een lamp de stroom toe tot ongeveer 165 mA. Een kabel weerstand van bijvoorbeeld 0.5 ohm (weerstand in 0 Volt en 24 Volt geleider opgeteld) zorgt voor een spanningsval van 0.8 Volt per post die in roep staat. Bij een wat langere leiding met 10 postjes in roep is er dan al snel sprake van 8 Volt.
De richtlijn voor systemen met kamerlampen is 2.5 mm^2 voor 0 Volt en 24 Volt in de gangen met maximaal 40 kamers eventueel gevoed via een 4 mm^2 stijgleiding.
De stroom in de datalijn van de Z-bus is maximaal 500 mA of dit maximum wordt gehaald hangt af van het aantal aangesloten posten en de capaciteit in de kabel. De datalijn van de Z-bus heeft doorgaans ook bij grotere systemen aan 0.8 mm^2 aderdikte genoeg. Uiteraard moet wel bekeken worden of ook de 0 Volt leiding, die als referentie dient voor het Z-bus signaal, geen te hoge weerstand heeft. Bij het lokaal aan- en uitschakelen van lampen zou dit tot overdrachtsfouten kunnen leiden.
Afhankelijk van de situatie waarbij vooral de lengte, gebruikstype en al dan niet gebruik van bestaande bekabeling meespelen wordt een optimaal bedradingsschema gekozen..De Z-bus is zodanig ontworpen dat een totale lengte van 1 kilometer met honderden aangesloten posten geen problemen hoeft op te leveren.
Er zijn twee mogelijke gebruiksituaties voor de audioleidingen au+ en au-. In het ene geval is er sprake van intercomgebruik, spraak tussen maximaal twee posten over ieder deel van de bekabeling. In het andere geval is daarbij algemene oproep mogelijk gemaakt, waarbij alle luidsprekers gelijktijdig worden aangestuurd.
Intercom gebruik
De stroom in de audiolijnen is bij standaard intercomgebruik beperkt door de 60 ohms weerstand van de aangesloten luidspreker. Doorgaans is een getwist 0.8 mm^2 aderpaar voor het differentieele signaal over au+ en au- geschikt. Merkbare signaalverzwakking treed hoogstens bij verbindingen over vele honderden meters op.
Bij lange of wat oudere kabels kan de capaciteit van belang zijn voor de signaaloverdracht.
De capaciteit tussen Z-bus en met name 0 Volt en 24 Volt leiding kan er bij gebruik van leidingen met een relatief hoge capaciteit voor zorgen dat de stromen in deze bus met een factor 4 toenemen. In de praktijk kan dit betekenen dat, vooral bij oude leidingen met een hoge capaciteit tussen de geleiders, boven de 200 aangesloten posten een eenvoudige aanpassing in een gedeelte van de aangesloten posten nodig is.
Een capaciteit in de orde van 10nF tussen de 2 aderige audiobus en met name 0 Volt of 24 Volt kan er voor zorgen dat een van de beveiligingen in de audioversterkers in werking treedt. Ontstoring met een Pupin spoel kan op eenvoudige wijze worden gerealiseerd.